Vooraf

Inleiding

Algemeen

Terug naar navigatie - Algemeen

In deze programmabegroting, de tweede in deze bestuursperiode die wij u aanbieden, treft u een verdere uitwerking van ons collegeprogramma aan. Vanuit het collegeprogramma werken we aan een aantal grote opgaven. Een benaderbare en transparante bestuursstijl, het verder versterken van onze dienstverlening, heldere communicatie, meer en betere samenwerking met de samenleving, voldoende en passende woningen, toekomstbestendige en duurzame energie en goede en betaalbare jeugdzorg. Daarnaast zijn er nog twee belangrijke opgaven, zoals geschetst in de laatste Perspectiefnota: de investeringen in onderwijshuisvesting en maatschappelijke accommodaties en de huisvesting en opvang van vluchtelingen.
In de vorige begroting hebben we u geïnformeerd over de (financiële) zorg voor de nabije toekomst. In deze begroting hebben we te maken met een financieel tekort dat in 2024 € 4 mln. bedraagt en terugloopt naar € 1,4 mln. in 2027. De belangrijkste oorzaken van dit financieel tekort in de begroting zijn een stijgende rente, loon- en prijsstijgingen en stijgende energieprijzen. Partijen die voor ons activiteiten uitvoeren lopen hier ook tegenaan, wat maakt dat onze bijdragen op basis van lopende contracten en vastgelegde afspraken ook hoger uitvalt. 

 

Sluitende begroting met beperkt ruimte voor nieuw beleid

Terug naar navigatie - Sluitende begroting met beperkt ruimte voor nieuw beleid

We zijn blij dat we, ondanks het tekort, u weer een financieel sluitende begroting kunnen aanbieden die opgesteld is overeenkomstig onze financiële uitgangspunten. En waarbij de woonlasten onder het landelijk gemiddelde blijven.
We willen verantwoord besturen door te anticiperen en te handelen op de huidige financiële situatie. Met deze begroting kunnen we het ingezette beleid vanuit de vorige begroting voortzetten, hebben we maatregelen getroffen voor het oplossen van het financiële tekort en hebben we daarnaast nog beperkt financiële ruimte voor nieuw beleid. 

Om het financieel tekort op te lossen stellen we de volgende maatregelen voor:

  • Met een doorlichting van de begroting willen we vanaf 2026 tot een structurele opbrengst/bezuiniging van € 2 mln. komen. Deze doorlichting is als actie opgenomen in het coalitieakkoord om financiële mogelijkheden te creëren voor nieuwe uitgaven en ambities. Bij het opstellen van het coalitieakkoord was de verwachting al dat er beperkte (structureel) financiële ruimte beschikbaar zou zijn.
  • Voor 2024 en 2025 passen we op beïnvloedbare kostenposten (met uitzondering van subsidies) geen indexatie toe van 7,5%. De opbrengst daarvan ramen we op € 1 mln. Dit is een maatregel voor de korte termijn vooruitlopend op de beleidsmatige en financiële doorlichting.
  • In 2024 willen we de beschikbare eenmalige middelen van € 3,3 mln. inzetten. Dit bedrag ontstaat door vrijval van het surplus in de reserves.

 

Context van maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Context van maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen

Wij willen nog een tweetal onderwerpen benoemen die van belang zijn bij het lezen van deze begroting.

Financiën
De financiële situatie, ook in meerjarenperspectief, blijft onzeker en is ook dit jaar niet anders dan de afgelopen jaren. Het effect van de herijking van de algemene uitkering aan de gemeenten is nog niet uitgekristalliseerd. De economische en politieke ontwikkelingen maken dat de ontwikkeling van de prijzen, de lonen, de rente en de energietarieven onzeker blijven.
De gekozen oplossingen voor het terugdringen van het financieel tekort leiden vanaf de jaren 2026 en 2027 tot een positief saldo. Dit vinden wij van belang voor toekomstige investeringen en nieuw beleid in de volgende bestuursperiode. In het coalitieakkoord is opgenomen om met een beleidsmatige en financiële doorlichting van de begroting, ruimte te creëren voor (noodzakelijke) toekomstige investeringen en nieuw beleid. Bij toekomstige investeringen kan concreet worden gedacht aan grote financiële uitgaven op het gebied van onderwijshuisvesting/maatschappelijke accommodaties, mobiliteit, klimaat en energietransitie. 
Op de Algemene Ledenvergadering van de VNG van 14 juni jl. is de resolutie ‘Naar een rechtvaardig, duurzaam en solide meerjarig financieel perspectief’ met grote meerderheid aangenomen. De VNG adviseert om met de begroting een signaal aan het Rijk af te geven dat zekerheid over structurele financiën nodig is om de gewenste maatschappelijke opgaven op onder meer wonen en energie en de bestaande raads- en coalitieakkoorden van gemeenten uit te werken. In ons geval zetten we in op de beleidsmatige en financiële doorlichting en het niet compenseren van de indexatie in 2024 en 2025. 

Goede maatschappelijke accommodaties
Onderwijs, sport en ontmoeting; allen belangrijke maatschappelijke componenten die baat hebben bij een goed onderkomen. Het Raadsakkoord geeft aan om belangrijke accommodaties, waaronder scholen, voor de toekomst te behouden met zoveel mogelijk multifunctioneel gebruik. Dat vraagt om een integrale kijk op het gebruik van maatschappelijke accommodaties. Waar is behoefte aan en wat past bij de verschillende wijken en dorpen? Welke mogelijkheden zijn er om accommodaties zo optimaal mogelijk te gebruiken? Op dit moment liggen er actuele beleidsplannen, te weten: de visie op toekomstbestendige accommodaties en het Integraal Huisvestingsplan Onderwijsvoorzieningen (IHP). Door de uitwerking van deze plannen integraal op te pakken zijn er voordelen te behalen in onder meer kwaliteit door multifunctioneel gebruik en door lagere kosten. Vanuit deze integrale benadering willen we de bestaande reserve voor onderwijshuisvesting omvormen naar een gecombineerde reserve voor onderwijshuisvesting én maatschappelijke accommodaties. Het betekent dat we kijken naar welke opgave er ligt in een gebied en welke financiële middelen nodig zijn. De bredere inzet van het fonds heeft geen impact op de planning van de reeds in ontwikkeling zijnde plannen voor onderwijshuisvesting.

 

Bestuurlijke keuzes: waar zetten we in 2024 op in

Terug naar navigatie - Bestuurlijke keuzes: waar zetten we in 2024 op in

Bij de keuzes voor deze begroting hebben we de volgende uitgangspunten aangehouden:

  • Opstellen van een structureel sluitende begroting;
  • Handhaven uitgezet nieuw beleid uit de vorige begroting;
  • Nieuw beleid moet passen binnen (bijdragen aan) de uitvoering van het raads-/coalitieakkoord 2022-2026, zoals dat is uitgewerkt in het collegeprogramma, of het betreft uitvoering geven aan wettelijke verplichtingen, of het gaat om bedrijfskritische zaken (noodzakelijk gelet op continuïteit van de bedrijfsvoering);
  • Vanuit de klantvraag het accent op dienstverlening, communicatie en participatie.

Op basis daarvan hebben we de programmabegroting opgesteld en beleidskeuzes gemaakt voor 2024. We benoemen er een paar. 

Binnen het sociaal domein werken we in samenhang aan de uitwerking van de visie op toekomstbestendige maatschappelijke accommodaties en het Integraal Huisvestingsplan Onderwijsvoorzieningen. Het gebiedsgericht werken krijgt een verdere uitwerking met nog meer het accent op inwonergericht en integraal werken. Per 2024 start het nieuwe subsidiebeleid. We gaan een nieuw speelruimtebeleid opstellen. Een belangrijk aandachtspunt is het realiseren van voldoende huisvesting voor vluchtelingen. En we zetten in op activiteiten vanuit een landelijke aanpak rondom gezond en actief leven. We hebben middelen gereserveerd om maatschappelijke organisaties te ondersteunen als gevolg van hogere energieprijzen. Voor de fusie van het streekarchief Epe, Hattem en Heerde met de Noord Veluwe zijn extra middelen geraamd om te kunnen voldoen aan de wettelijke taken. 

Bij het ruimtelijk domein komen diverse bestemmingsplannen ter besluitvorming om daarmee woningbouw te kunnen faciliteren. Daarnaast komt er een geactualiseerde woonagenda. De omgevingswet treedt in werking, waarmee ook een nieuwe werkwijze start. Voor de herinrichting van het centrum van Epe komt het definitieve ontwerp ter besluitvorming. Er komt een plan van aanpak voor een gebiedsgerichte uitwerking van de omgevingsvisie. We voeren een onderzoek uit naar de mogelijkheden voor behoud van de cultuurhistorische waarde van de Musafir kerk in Vaassen en starten met het uitvoeringsprogramma mobiliteit en het uitvoeringsprogramma Energie en Warmte.

Besluitvorming vindt plaats over het beleidsplan begraafplaatsen, het integraal beleidsplan voor het beheer en onderhoud van de openbare ruimte, het klimaatplan en de nota grondbeleid.

Voor het stimuleren van verduurzamen van accommodaties en gebouwen krijgt het budget voor duurzaamheidsleningen een aanvulling. Extra middelen zijn geraamd voor noodzakelijke capaciteit voor de uitvoering van de Wet kwaliteitsborging die naar verwachting in 2024 in werking treedt en voor projectondersteuning voor onder meer woningbouw en energietransitie.

Op het economisch terrein stellen we een nieuwe economische visie op en een werkplan met ondernemersverenigingen en onderwijs voor het realiseren van leerwerkplekken voor studenten.

Bij het domein organisatie en bestuur komt er besluitvorming over de visie op de positie van de gemeente in de Eper samenleving. Dat gaat over dienstverlening, communicatie en participatie. We vervolgen samen met de raad de uitwerking van de verbeteragenda en het uitwerkingsplan van de raad. Er vindt een tussentijdse evaluatie plaats van het Raadsakkoord. Met een beleidsmatige en financiële doorlichting van de begroting willen we financiële ruimte creëren voor de toekomst. We stellen voor de eerste keer de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening op. We werken verder aan het programma voor organisatieontwikkeling. En er zijn middelen geraamd voor extra capaciteit bij de Regio Stedendriehoek om de regionale uitvoeringsagenda goed te kunnen uitvoeren. 

Bestuurlijk kader

Kaderstelling door de gemeenteraad

Terug naar navigatie - Kaderstelling door de gemeenteraad

Het raads- coalitieakkoord 2022-2026 vormen het richtinggevend kader voor deze bestuursperiode. Daarnaast hebben de hoofdkaders op de beleidsvelden sociaal, ruimte, economie en organisatieontwikkeling/bedrijfsvoering en actuele beleidsnota’s voor specifieke beleidsterreinen een richtinggevend karakter. 
Dit geheel is bepalend voor zowel vorm en inhoud van de programmabegroting alsook voor de wijze waarop de programmabegroting wordt uitgevoerd. De volgende kaders vormen het vertrekpunt.

 

Toekomstvisie Epe 2030 (raadsbesluit 20 juni 2013, nr. 2013-16969).

Onder het motto “Duurzaam voortbouwen op kwaliteit” zijn op de drie pijlers van beleid (economie, sociaal en ruimte) de hoofdlijnen van de toekomstige gewenste ontwikkelingen vastgesteld. De hoofdkoers is te vatten in vier kernwaarden, te weten: onderscheidend (kiezen voor kwaliteit, authentiek, benutten van sterke kanten), duurzaam (samen ontwikkelen, zorgvuldig omgaan met de omgeving en middelen), verbindend (goede fysieke verbindingen, kansen voor alle culturen en generaties), verrassend (open staan voor initiatieven en andere oplossingen, ruimte voor ideeën). Bij economie is de inzet gericht op het versterken van de economische structuur door modernisering van de arbeidsmarkt en focus op groeisectoren (zorg en recreatie/toerisme). In het sociale domein is de lijn meer betrokkenheid van mensen bij hun woon- en leefomgeving met ondersteuning van een goed voorzieningenaanbod. Bij het beleidsdomein ruimte is de uitdaging om binnen de kaders van de unieke fysieke omgeving nieuwe mogelijkheden voor wonen en bedrijvigheid te creëren. Een belangrijke aspect hierin betreffen de effecten van de demografische ontwikkelingen. De realisatie van de ambities vindt in belangrijke mate plaats door samenwerking met diverse partijen (inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven, regio- en buurgemeenten).

 

Regisserende gemeente (raadsbesluit 22 januari 2015; nr. 2014-39269)

Aanpakken van maatschappelijke vraagstukken en het bereiken van maatschappelijke effecten vindt plaats in overleg en samenspel met inwoners, instellingen en bedrijven. De gemeente is één van de spelers in het maatschappelijke veld. In veel gevallen wordt de uitvoering overgelaten aan anderen. 
De “regisserende gemeente” geeft aan wat ze wil bereiken en maakt hierover afspraken met derden. Zij geven invulling aan de uitvoering. Daarmee inspelend op kwaliteit, deskundigheid en kosten-effectiviteit bij derden; het benutten van eigen kracht, energie en creativiteit bij inwoners, instellingen en bedrijven. 
De “regisserende gemeente” werkt samen met partijen die kunnen en willen bijdragen aan de realisatie van beoogde maatschappelijke effecten. Dat varieert van opdrachtgeverschap tot samenwerken op basis van afspraken. Kernpunten zijn verbinden en samenbrengen van partijen.

 

Raadsakkoord (raadsbesluit 7-6-2022, nr. 450331).

Het Raadsakkoord geeft de kaders weer en waarop in deze bestuursperiode specifiek de inzet plaatsvindt. Het bevat vijf centrale thema’s met daarbij de ambitie beschreven. Per thema zijn een aantal onderwerpen benoemd waar de focus op ligt.

Het gaat om de volgende thema’s: 

  • Inwoners en bestuur: samenleving centraal, herstel van vertrouwen 
  • Wonen en leefomgeving: voldoende divers aanbod van woningen, verbetering van leefomgeving
  • Maatschappelijke voorzieningen en zorg en ondersteuning: prettig en gezond leefklimaat, voldoende goede voorzieningen
  • Duurzaamheid: duurzame energie, circulair gebruik van grondstoffen, inspelen op klimaatverandering
  • Lokale economie: bloeiende lokale economie, ondersteunen ondernemers

Epe werkt samen met inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven. Daarnaast samenwerking met omliggende gemeenten en de 7 gemeenten in de Regio Stedendriehoek. Regionale samenwerking is van belang omdat het bijdraagt aan de ontwikkeling van een vitale regio en de daaraan deelnemende gemeenten.

 

Kaderuitvoering door het college

Terug naar navigatie - Kaderuitvoering door het college

De taak van ons college is de voorbereiding en uitvoering van de programmabegroting binnen de kaders en de prioritaire aandachtspunten van de raad. Ons collegeprogramma vormt hierbij de basis.

 

Bestuurlijke en Financiële overwegingen

Financiƫle hoofdlijnen meerjarenperspectief

Terug naar navigatie - Financiƫle hoofdlijnen meerjarenperspectief

Afgelopen voorjaar is in de Perspectiefnota 2024-2027 een verkenning opgenomen van het financieel meerjarenperspectief voor de periode 2024-2027. Inzicht is gegeven in de belangrijkste financiële ontwikkelingen die impact hebben op het financieel meerjarenperspectief (belangrijke ontwikkelingen in de uitgaven en inkomsten en relevante financiële risico's, inclusief de ontwikkeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds).

Samengevat gaf dit het volgende beeld:

  • het ‘accres’ in de algemene uitkering is voor de jaren t/m 2025 vastgeklikt, waardoor er meer duidelijkheid is over het verloop; in deze periode is er ook een positieve ontwikkeling doordat de zgn. ‘opschalingskorting’ is geschrapt. Vanaf 2026 daalt de algemene uitkering sterk. Wel komt in de aanloop naar de nieuwe financieringssystematiek er structureel meer geld beschikbaar in de algemene uitkering.
  • in de algemene uitkering wordt een extra prijsbijstelling opgenomen over 2022, deze valt echter aanzienlijk lager uit dan eerder aangekondigd.
  • vanaf 2027 zal de indexatie van het Gemeentefonds berekend worden op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product en wordt afgestapt van de systematiek van ‘samen trap-op-trap-af’.
  • Epe heeft een positief jaarrekeningresultaat gerealiseerd over 2022.
  • er is sprake van sterke stijging (indexering) van prijzen (o.a. energie) en lonen (cao 2023); voor 2024 moet rekening worden gehouden met een prijsstijging van 7,5% (inclusief het effect van een extra toename voor 2023) en een loonkostenstijging van 9,4%; dit werkt (structureel) door in de begroting voor 2023 en 2024 en verder; het rijk zal hiervoor maar gedeeltelijk compensatie geven in de algemene uitkering.
  • de sterke stijging van de bouwkosten (incl. materialen) heeft aanzienlijke gevolgen voor investeringsprojecten.
  • de stijgende rente van de laatste tijd heeft structureel gevolgen voor de hoogte van de rentelasten in de gemeentebegroting.

Naast financiële ontwikkelingen is in de Perspectiefnota ook aandacht gegeven aan een aantal ontwikkelingen vanuit beleidsmatige onderwerpen:

  • hervormingsagenda jeugdzorg (principeakkoord over de financiën);
  • onderwijshuisvesting (noodzaak voor aanvullende financiering);
  • toekomstbestendige maatschappelijke accommodaties (noodzaak voldoende financiële middelen);
  • huisvesting en opvang vluchtelingen, statushouders en overige doelgroepen (financiële middelen lijken vooralsnog toereikend);
  • omgevingswet, klimaatverandering, energietransitie (grote opgaven)

Door de raad is een drietal richtinggevende uitspraken gedaan bij de vaststelling van de Perspectiefnota. Het beschikbaar stellen van financiële middelen voor deze drie onderwerpen dient betrokken te worden bij het opstellen van de programmabegroting 2024-2027. Het betreft de volgende onderwerpen:

  1. Uitwerking van de visie op “Toekomstbestendige maatschappelijke accommodaties”;
  2. Het realiseren van de gemeentelijke woningbouwopgave van circa 1800 woningen voor 2030 (extra personele capaciteit);
  3. De Regio Stedendriehoek heeft (tijdelijk) extra personele capaciteit nodig om ruimtelijke opgaven te kunnen realiseren.

Daarnaast heeft de raad bij de vaststelling van de Perspectiefnota een amendement en twee moties aangenomen. Met het amendement gaf de raad aan dat bij de woningbouwopgave prioriteit moet worden gegeven aan een vernieuwde lokale woonagenda. In de moties verzoekt zij het college om voor 2024 en 2025 een budget van € 50.000 per jaar op te nemen bestemd voor initiatieven van de raad en wordt aandacht gevraagd voor het beleid t.a.v. het splitsen van woningen.

In het coalitieakkoord en het collegeprogramma is vastgelegd dat het de bedoeling is om het bestaande beleid te laten herijken/doorlichten. In de huidige begroting is deze actie opgenomen voor 2024. Tot nu toe was hieraan geen financiële doelstelling gekoppeld.

Sluitende begroting
Conform de uitgangspunten van het financiële beleid biedt het college de raad een beleidsmatig en financieel sluitende begroting 2024 en meerjarenbegroting 2025-2027 aan. Structureel is de begroting sluitend, dat wil zeggen: de structurele lasten worden gedekt door structurele baten.

Begrotingstekort
Financieel gezien is het beeld dat er, anders dan bij de vorige begroting, beperkt incidentele en structurele financiële ruimte is voor ‘nieuw beleid’. Door de genoemde autonome ontwikkelingen is er sprake van een financieel tekort dat vraagt om beleidsmatige en politiek-bestuurlijke keuzes t.a.v. hoe hiermee om te gaan. 
De belangrijkste oorzaken van het negatieve begrotingssaldo zijn:

  • stijging van het rentepercentage van 2,0 naar 3,0% (€ 0,6 mln. structureel);
  • prijsstijging (€ 2,3 mln. structureel);
  • stijging van de loonkosten (CAO) (€ 0,8 mln. structureel);
  • stijging van de energieprijzen (gas en elektriciteit) (€ 0,7 mln.)

De algemene uitkering biedt gedeeltelijke compensatie voor de nadelige effecten (ca. € 1,7 mln.).

Algemene uitkering gemeentefonds
De ontwikkeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is heel bepalend voor de uitkomst van het financieel meerjarenperspectief. In de Perspectiefnota is al aangegeven welke ontwikkelingen er zijn in de algemene uitkering. Het effect van de herijking van de algemene uitkering is nog niet uitgekristalliseerd. Positief is ten opzichte van de vorige begroting dat in de meicirculaire 2023 is aangegeven dat in de aanloop naar de nieuwe financieringssystematiek structureel meer geld beschikbaar komt in de algemene uitkering. Gemeenten moeten daarnaast nog steeds rekening houden met het opnieuw toepassen van de opschalingskorting vanaf 2026. Dit heeft een negatief effect voor het structurele financiële beeld. Een andere onzekere factor is de val van het kabinet. Hierdoor wordt onzeker in welke mate na de verkiezingen (november 2023) een nieuw kabinet het huidige beleid zal voortzetten.
De meicirculaire 2023 geeft een positieve ontwikkeling te zien in het ‘accres’. Het betreffen met name een bijstelling in verband met hogere loon-en prijsontwikkeling dan tot nu toe aangenomen. Daarnaast is er sprake van een reële stijging door de toename vanaf 2026, omdat het rijk compensatie geeft voor het afschaffen van de huidige financieringsmethodiek (‘samen trap-op-trap-af’).
De ‘voordelen’ moeten echter volledig worden ingezet ter compensatie van stijgende prijzen, lonen en rente.

Belastingen en woonlasten
De indexering van de gemeentelijke belastingen gebeurt op basis van het prijsstijgingspercentage, voor 2024, inclusief het ‘inhaaleffect’ (doorwerking van de extra stijging) voor 2023. Voor de begroting 2024 betekent dit een stijging van 7,5%.
Met de voorgestelde tariefaanpassingen blijven de woonlasten naar verwachting onder het landelijk gemiddelde. De gemiddelde woonlasten worden in 2023 geraamd op € 978. Verwezen wordt naar de paragraaf lokale heffingen.

Ontwikkeling energieprijzen
In 2022 zagen we een exponentiële stijging van de energietarieven. Dit leidt tot enorme prijsstijgingen bij zowel bedrijven als de huishoudens. In lijn met ons beleid op het gebied van risicomanagement is in de vorige begroting voor 2023 en voor 2024/2025 een stelpost hiervoor opgenomen. Het ging om eerste indicaties. In de nieuwe begroting zijn de hoge energieprijzen van 2022/2023 structureel doorvertaald. Maar wel (in de budgetprognose) aangevuld met een (kostenverlagende) stelpost, vanaf 2025, vanuit de veronderstelling dat de energiekosten in de komende jaren zullen dalen en stabiliseren op een lager niveau dan nu het geval is. De ontwikkeling blijft echter onzeker.

Eenmalige middelen
Bij het opstellen van de begroting zijn evenals in voorgaande jaren weer de reserves doorgelicht. Hierbij is op de gebruikelijke wijze beoordeeld in hoeverre een surplus of tekort ontstaat in reserves, gelet op het doel van de reserve, het beleid en de risico’s.
Resultaat hiervan is dat bij een aantal reserves een surplus aanwezig is, dat bij deze begroting vrijvalt en kan worden ingezet ter dekking van eenmalige uitgaven. Het gaat om in totaal € 3,3 mln. Een specificatie hiervan met toelichting hierop is opgenomen in deze begroting.

Uitkomst begroting bij ongewijzigd beleid
De uitkomst van de begroting en meerjarenbegroting, bij ongewijzigd beleid (zonder invulling nieuw beleid), geeft financiële tekorten in de komende jaren, al vanaf 2024. Er is sprake van een structureel begrotingstekort, dat alleen is op te lossen met gerichte beleidsmatige en financiële maatregelen, op de korte en op de lange termijn.

Maatregelen in relatie tot nieuw beleid
Het college heeft er voor gekozen om de gemeenteraad een financieel ‘sluitende begroting’ aan te bieden.
Het tekort in 2024 kan worden opgevangen door de inzet van de beschikbare eenmalige middelen (vrijval van het surplus in reserves) van € 3,3 mln. en door het inzetten van eenmalige middelen (€ 420.000 in 2024 en € 1.963.000 in 2025) waaruit in de huidige begroting grote investeringen (onderwijshuisvesting) werden gedekt. Voor deze investeringen zijn nu in de (nieuwe) begroting jaarlijkse kapitaallasten (rente en afschrijving) opgenomen, zodat de financiële (investerings)ruimte voor deze investeringen gelijk blijft.
Op de lange termijn (vanaf 2026) wil het college structureel € 2 mln. besparen door het uitvoeren van een beleidsmatige en financiële doorlichting. Door te onderzoeken waar financiële ruimte aanwezig is die niet nodig is voor realisatie van het beleid en door te onderzoeken welke keuzes kunnen worden gemaakt in het beleid (wel of niet doorgaan met bestaand beleid).
Op de korte termijn (2024 en 2025) is er voor gekozen om hierop te anticiperen door op een groot aantal (beïnvloedbare) posten exclusief subsidies in de begroting geen indexatie (7,5%) voor prijsstijging toe te passen. Dit betekent dat het beleid op deze onderdelen in de komende twee jaar moet worden uitgevoerd met hetzelfde (nominale) budget als hiervoor in de begroting 2023 beschikbaar is. Hiermee wil het college € 1 mln. besparen op de uitgaven in de komende twee jaar.

Omdat in de ‘basisbegroting’ de desbetreffende budgetten standaard zijn verhoogd met 7,5% prijsindexatie, is voor deze maatregel vooralsnog een (uitgaven verlagende) stelpost in de begroting opgenomen. Het college werkt dit uit. Met het vaststellen van de begroting machtigt de raad het college om het resultaat hiervan over de programma's heen te verwerken door middel van een begrotingswijziging.

Door de genoemde maatregelen ontstaat er de komende jaren in beperkte mate ruimte voor nieuw beleid. Dat is onderstaand weergegeven.

 

Omschrijving (bedragen in euro) 2023 2024 2025 2026
Uitkomst meerjarenbegroting bij ongewijzigd beleid -3.346.000 -1.814.000 -953.000 -562.000
Inzet eenmalige middelen (vrijval reserves) 3.344.000 - - -
Inzet eenmalige middelen investeringen IHP 420.000 1.963.000 - -
Uitkomst meerjarenbegr. na inzet eenm. middelen 418.000 149.000 -953.000 -562.000
Maatregelen korte termijn (afzien van indexering 7,5%) 1.000.000 1.000.000 - -
Maatregelen lange termijn (doorlichting) - - 2.000.000 2.000.000
Ruimte voor (noodzakelijk) nieuw beleid 1.418.000 1.140.000 1.047.000 1.438.000
Invulling door (noodzakelijk) nieuw beleid 1.410.000 1.140.000 967.000 1.017.000
Stelpost voor toekomstig nieuw beleid/investeringen *) - - 70.000 410.000
Begrotingssaldo 8.000 9.000 10.000 11.000

*) deze post wordt hierna nader toegelicht) 

 

 

Invulling nieuw beleid

Terug naar navigatie - Invulling nieuw beleid

In deze begroting is per programma een specificatie opgenomen van het noodzakelijke nieuwe beleid. Een toelichting hierop is opgenomen in de bijlagen 2 tot en met 4. Enkele grote onderwerpen worden hier onder specifiek toegelicht.

Onderwijshuisvesting en maatschappelijke accommodaties
Om planmatig invulling te kunnen geven aan de wettelijke plicht om te voorzien in huisvesting voor onderwijsvoorzieningen is een integraal huisvestingsplan (IHP) voor de onderwijsvoorzieningen opgesteld. Hieruit wordt duidelijk dat zeer hoge investeringen nodig zijn in de komende jaren. Het zijn nog indicatieve bedragen, omdat met een aantal factoren nog geen rekening is gehouden. Per locatie moet een uitwerking gemaakt worden. Ook aanbestedingsresultaten kunnen tot afwijkende uitkomsten leiden. Om deze reden zijn in de vorige begroting (2023-2026) zeer forse investeringsbedragen hiervoor opgenomen. Met de bedragen die nu opgenomen zijn, kan een aanzienlijk deel van de noodzakelijke investeringen (renovatie/nieuwbouw) worden gerealiseerd. In de komende jaren zal het wel nodig zijn om extra investeringsruimte in de begroting op te nemen.
In deze begroting kiest het college voor een meer integrale aanpak, door een koppeling te maken met het realiseren van maatschappelijke accommodaties. Daarom worden de beschikbare bedragen voor huisvesting van onderwijsvoorzieningen mede ingezet voor de realisatie van maatschappelijke accommodaties, vanuit een (integrale) gebiedsgerichte benadering. 
Voor de uitwerking en realisatie van de investeringen zal het college concrete voorstellen dan wel een uitgewerkt plan voorleggen aan de raad.

Met het vaststellen van de begroting machtigt de raad het college om de opgebouwde reserve en de in deze begroting beschikbaar gestelde middelen voor onderwijshuisvesting, in te zetten voor de huisvesting van deze voorzieningen, voor zover binnen de (financiële) kaders en ramingen van het IHP, én voor de realisatie van maatschappelijke accommodaties, vanuit een integrale en gebieds- en inwonersgerichte benadering.

Extra middelen jeugdzorg
Het Rijk en de VNG hebben afspraken gemaakt over een hervormingsagenda jeugd. Die agenda heeft als doel om betere en tijdige zorg en ondersteuning te bieden en een beheersbaar en duurzaam financieel stelsel te creëren. In de algemene uitkering worden de komende jaren extra middelen voor jeugdzorg en daarmee voor uitvoering van de hervormingsagenda ontvangen. Dit is echter een tijdelijke, aflopende reeks.
De verwachting is dat de inzet op de maatregelen vanuit de hervormingsagenda (meer preventieve voorzieningen), waarvoor de raad een beleidskader heeft vastgesteld, op den duur resulteert in lagere uitgaven voor de duurdere zorg. Aan de andere kant zal een deel van de uitgaven vanuit het beleidskader, structureel moeten worden voortgezet. In de periode vanaf 2028 is de financiering niet meer financieel dekkend en zal het uitgavenniveau moeten zijn gedaald met mogelijk € 1,5 tot 2 mln. structureel.
Omdat in jaren vanaf 2022 de extra middelen voor jeugdzorg die van het rijk worden ontvangen, de uitgaven overtreffen, worden deze in eerste instantie gereserveerd, voor zover deze niet worden uitgegeven. Hiervoor is ingaande 2022 een nieuwe reserve ingesteld. Vanaf 2024/2025 zijn de middelen van het rijk niet meer toereikend en zal de reserve worden ingezet om het tekort te dekken. Monitoring van de uitgaven en evaluatie van het effect van de maatregelen zal inzicht moeten geven in de noodzaak tot bijsturing en in de (structurele) financiële effecten.
In aanvulling hierop zijn afspraken gemaakt tussen de VNG en het Rijk, waardoor extra besparingen op de kosten van de jeugdzorg moeten worden gerealiseerd, die moeten ontstaan door maatregelen waarover het Rijk nog moet beslissen; hier staat een daling van de algemene uitkering tegenover. In de huidige begroting is hiervoor een stelpost opgenomen van structureel € 850.000 vanaf 2025.
Dit is conform de richtlijn die hierover van de provincie is ontvangen.

Huisvesting van vluchtelingen, statushouders en overige doelgroepen
Door de oorlog in Oekraïne worden er Oekraïense vluchtelingen opgevangen. Het verloop van de aantallen is onbekend. Voor de huisvesting worden kosten gemaakt. Tegenover deze kosten wordt van het Rijk een vergoeding ontvangen. De hoogte van de totale lasten en baten is (zeker voor 2024) nog onbekend. Van de middelen die in 2022 beschikbaar waren voor huisvesting van Oekraïense vluchtelingen is het deel dat niet is besteed toegevoegd aan de reserve huisvesting vluchtelingen, statushouders en overige doelgroepen. Voorgesteld zal worden om ook in 2023 dezelfde werkwijze te volgen. Naast de opvang van deze ontheemden moeten kosten worden gemaakt voor de huisvesting van statushouders en andere doelgroepen. Het college wil alle beschikbare middelen voor huisvesting van deze doelgroepen gericht daarvoor inzetten.

Met het vaststellen van de begroting machtigt de raad het college om de opgebouwde reserve voor huisvesting van vluchtelingen, statushouders en overige doelgroepen, samen met de middelen die van het Rijk worden ontvangen voor huisvesting van vluchtelingen/ontheemden, in te zetten voor huisvesting van deze doelgroepen (vluchtelingen, statushouders en overige doelgroepen).

Mobiliteitsfonds
In maart 2022 heeft de raad het mobiliteitsplan 2022-2032 vastgesteld. Dat plan heeft een vertaling gekregen naar een uitwerkingsprogramma. Voor de realisatie is in de vorige begroting gestart met het inrichten van een mobiliteitsfonds (in totaal is ca. € 5 mln. gereserveerd). Dit is voor het college een onderwerp met hoge prioriteit bij het opnemen van extra middelen bij volgende begrotingen.

Risico’s en risicobeheersing
Een belangrijk afwegingskader bij de begroting is de mate waarin de risico’s financieel en bestuurlijk worden afgedekt. In de nieuwe (meerjaren)begroting is sprake van een aantal grote onzekerheden en (financiële) risico’s. Voor sommige is een financiële buffer gevormd. 
Het opstellen van een nieuwe begroting gaat gepaard met het maken van inschattingen die beïnvloed worden door onzekerheden en risico’s. Een meer uitgebreide beschrijving van de risico’s en de invloed hiervan op het weerstandsvermogen is opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van deze begroting. Voor een deel van de risico’s zijn financiële of andere maatregelen getroffen.

Resultaat
Zoals hierboven aangegeven kan door een aantal maatregelen een sluitende begroting worden aangeboden. Hierbij hanteert het college voor de beleidsmatige en financiële doorlichting een doelstelling van € 2 mln. structureel vanaf 2026. Bij realisatie hiervan kan het structurele tekort in de begroting worden opgelost en ontstaat er tevens ruimte voor toekomstige noodzakelijke investeringen en noodzakelijk nieuw beleid. Hiervoor is nu een stelpost opgenomen.
Bij toekomstige investeringen denkt het college concreet aan de verplichtingen voor onderwijshuis-vesting (IHP), maatschappelijke accommodaties en de uitvoering van het mobiliteitsplan.

Ten slotte
Resultaat is een sluitende meerjarenbegroting. Maar wel sluitend gemaakt door stevige maatregelen, die hun weerslag zullen hebben op de uitvoering van de gemeentelijke taken. We gaan er van uit dat hiermee de uitgaven kunnen worden gedaan die noodzakelijk zijn met het oog op de taken en gericht op verbetering van de dienstverlening en inspelend op de veranderende wensen/behoeften van de samenleving. De komende jaren zullen, meer dan in de afgelopen tijd, in het teken staan van het maken van lastige keuzes. Ook zal moeten blijken in hoeverre het haalbaar is om in te blijven spelen op nieuwe ontwikkelingen en invulling te (blijven) geven aan de uitdagingen en ambities in het raads- en coalitieakkoord.

 

Toelichting en leeswijzer programmabegroting

Opzet programmabegroting

Terug naar navigatie - Opzet programmabegroting

De programmabegroting is een belangrijk sturingsinstrument voor de Raad en is het richtinggevend kader voor het College voor de ontwikkeling en uitvoering van beleid in het komende begrotingsjaar. De Raad stuurt en autoriseert het College op het niveau van de programma’s.

De keuze van het aantal programma’s en de verdeling van de beleidsterreinen over de programma’s is vrij. De informatie die per programma minimaal geleverd moet worden is echter wel nauwkeurig voorgeschreven, evenals informatie die in andere delen van de programmabegroting opgenomen moet worden.

De voorliggende programmabegroting kent een opbouw bestaande uit vier delen te weten:

  • Deel 1 met een beschrijving van de vier pijlers, de 11 onderscheiden programma’s en een overzicht van de algemene dekkingsmiddelen. Centraal staan de onderdelen: wat wil de gemeente bereiken (strategische doelen), wat gaat de gemeente daarvoor doen (uit te voeren activiteiten) en wat dat mag kosten.
  • Deel 2 met een beschrijving van de paragrafen die als doel hebben om de Raad in de gelegenheid te stellen beleidslijnen en randvoorwaarden vast te stellen en te controleren op enkele onderwerpen die een dwarsdoorsnede zijn van de onderscheiden programma’s.
  • Deel 3 met een uiteenzetting van de financiële positie van de gemeente, een financiële specificatie van de kosten en baten per programma en enkele samenvattende financiële overzichten.
  • Deel 4 met een aantal bijlagen die dienen als toelichting op of uitwerking van diverse aspecten uit de eerste drie delen.

Inrichting deel 1: programmaplan

Terug naar navigatie - Inrichting deel 1: programmaplan

De inrichting van het programmaplan is als volgt.

  • De hoofdindeling bestaat uit vier pijlers: sociaal, ruimte, economie en bestuur. Per pijler zijn de kenmerken van het beleid opgenomen en de speerpunten en prestatieafspraken uit het collegeakkoord voor die pijler. Dit geheel vormt de kern van het kader voor de betreffende beleidsvelden in de bij de pijler behorende programma’s.
  • Het programmaplan bestaat uit elf programma’s verdeeld over vier pijlers.
  • Per programma zijn de beleidsnota’s vermeld die de kerndocumenten vormen voor het programma. Er zijn per programma beleidsonderwerpen aangegeven met daarbij aangegeven de activiteiten en wat daarvan te realiseren of concreet uit te voeren in het begrotingsjaar. Elk programma bevat wettelijk voorgeschreven indicatoren.

In het schema is de hoofdindeling van het programmaplan weergegeven met de daarbij behorende programma’s en de hoofdonderwerpen daarin.

Pijler

Programma

Hoofdonderwerpen

Sociaal

1. Opgroeien in Epe

Onderwijs en jeugd.

2. Actief in Epe

Welzijn, sport, cultuur en accommodaties.

3. Zorg en Opvang

WMO, gezondheid, maatschappelijke opvang, basismobiliteit, algemeen maatschappelijk werk en integratie/inburgering.

4. Leefbaar en veilig

Openbare orde en veiligheid, leefbare en veilige leefomgeving.

Ruimte

5. Ruimte en Wonen

Ruimtelijke ordening, grond- en woningexploitatie, bouw- en woningtoezicht en volkshuisvesting.

6. Epe op orde

Beheer en onderhoud van de openbare ruimte.

7. Duurzaamheid

Milieu, transitie energie en warmte, riolering, waterbeheer en afvalverwijdering.

8. Toezicht en handhaving

Controle op uitvoering en de handhaving van wet- en regelgeving en de algemeen plaatselijke verordening.

Economie

9. Bedrijvigheid

Lokale economie (waaronder werkgelegenheid en bedrijfsterreinen), agrarische aangelegenheden, recreatie en toerisme.

10. Weer aan het werk

Uitvoering van de Participatiewet, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, armoede- en minimabeleid.

Bestuur

11. Bestuur en organisatie

Bestuur, informatievoorziening, organisatie, bedrijfsvoering, financiën.