Afgelopen voorjaar is in de Perspectiefnota 2024-2027 een verkenning opgenomen van het financieel meerjarenperspectief voor de periode 2024-2027. Inzicht is gegeven in de belangrijkste financiële ontwikkelingen die impact hebben op het financieel meerjarenperspectief (belangrijke ontwikkelingen in de uitgaven en inkomsten en relevante financiële risico's, inclusief de ontwikkeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds).
Samengevat gaf dit het volgende beeld:
- het ‘accres’ in de algemene uitkering is voor de jaren t/m 2025 vastgeklikt, waardoor er meer duidelijkheid is over het verloop; in deze periode is er ook een positieve ontwikkeling doordat de zgn. ‘opschalingskorting’ is geschrapt. Vanaf 2026 daalt de algemene uitkering sterk. Wel komt in de aanloop naar de nieuwe financieringssystematiek er structureel meer geld beschikbaar in de algemene uitkering.
- in de algemene uitkering wordt een extra prijsbijstelling opgenomen over 2022, deze valt echter aanzienlijk lager uit dan eerder aangekondigd.
- vanaf 2027 zal de indexatie van het Gemeentefonds berekend worden op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product en wordt afgestapt van de systematiek van ‘samen trap-op-trap-af’.
- Epe heeft een positief jaarrekeningresultaat gerealiseerd over 2022.
- er is sprake van sterke stijging (indexering) van prijzen (o.a. energie) en lonen (cao 2023); voor 2024 moet rekening worden gehouden met een prijsstijging van 7,5% (inclusief het effect van een extra toename voor 2023) en een loonkostenstijging van 9,4%; dit werkt (structureel) door in de begroting voor 2023 en 2024 en verder; het rijk zal hiervoor maar gedeeltelijk compensatie geven in de algemene uitkering.
- de sterke stijging van de bouwkosten (incl. materialen) heeft aanzienlijke gevolgen voor investeringsprojecten.
- de stijgende rente van de laatste tijd heeft structureel gevolgen voor de hoogte van de rentelasten in de gemeentebegroting.
Naast financiële ontwikkelingen is in de Perspectiefnota ook aandacht gegeven aan een aantal ontwikkelingen vanuit beleidsmatige onderwerpen:
- hervormingsagenda jeugdzorg (principeakkoord over de financiën);
- onderwijshuisvesting (noodzaak voor aanvullende financiering);
- toekomstbestendige maatschappelijke accommodaties (noodzaak voldoende financiële middelen);
- huisvesting en opvang vluchtelingen, statushouders en overige doelgroepen (financiële middelen lijken vooralsnog toereikend);
- omgevingswet, klimaatverandering, energietransitie (grote opgaven)
Door de raad is een drietal richtinggevende uitspraken gedaan bij de vaststelling van de Perspectiefnota. Het beschikbaar stellen van financiële middelen voor deze drie onderwerpen dient betrokken te worden bij het opstellen van de programmabegroting 2024-2027. Het betreft de volgende onderwerpen:
- Uitwerking van de visie op “Toekomstbestendige maatschappelijke accommodaties”;
- Het realiseren van de gemeentelijke woningbouwopgave van circa 1800 woningen voor 2030 (extra personele capaciteit);
- De Regio Stedendriehoek heeft (tijdelijk) extra personele capaciteit nodig om ruimtelijke opgaven te kunnen realiseren.
Daarnaast heeft de raad bij de vaststelling van de Perspectiefnota een amendement en twee moties aangenomen. Met het amendement gaf de raad aan dat bij de woningbouwopgave prioriteit moet worden gegeven aan een vernieuwde lokale woonagenda. In de moties verzoekt zij het college om voor 2024 en 2025 een budget van € 50.000 per jaar op te nemen bestemd voor initiatieven van de raad en wordt aandacht gevraagd voor het beleid t.a.v. het splitsen van woningen.
In het coalitieakkoord en het collegeprogramma is vastgelegd dat het de bedoeling is om het bestaande beleid te laten herijken/doorlichten. In de huidige begroting is deze actie opgenomen voor 2024. Tot nu toe was hieraan geen financiële doelstelling gekoppeld.
Sluitende begroting
Conform de uitgangspunten van het financiële beleid biedt het college de raad een beleidsmatig en financieel sluitende begroting 2024 en meerjarenbegroting 2025-2027 aan. Structureel is de begroting sluitend, dat wil zeggen: de structurele lasten worden gedekt door structurele baten.
Begrotingstekort
Financieel gezien is het beeld dat er, anders dan bij de vorige begroting, beperkt incidentele en structurele financiële ruimte is voor ‘nieuw beleid’. Door de genoemde autonome ontwikkelingen is er sprake van een financieel tekort dat vraagt om beleidsmatige en politiek-bestuurlijke keuzes t.a.v. hoe hiermee om te gaan.
De belangrijkste oorzaken van het negatieve begrotingssaldo zijn:
- stijging van het rentepercentage van 2,0 naar 3,0% (€ 0,6 mln. structureel);
- prijsstijging (€ 2,3 mln. structureel);
- stijging van de loonkosten (CAO) (€ 0,8 mln. structureel);
- stijging van de energieprijzen (gas en elektriciteit) (€ 0,7 mln.)
De algemene uitkering biedt gedeeltelijke compensatie voor de nadelige effecten (ca. € 1,7 mln.).
Algemene uitkering gemeentefonds
De ontwikkeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is heel bepalend voor de uitkomst van het financieel meerjarenperspectief. In de Perspectiefnota is al aangegeven welke ontwikkelingen er zijn in de algemene uitkering. Het effect van de herijking van de algemene uitkering is nog niet uitgekristalliseerd. Positief is ten opzichte van de vorige begroting dat in de meicirculaire 2023 is aangegeven dat in de aanloop naar de nieuwe financieringssystematiek structureel meer geld beschikbaar komt in de algemene uitkering. Gemeenten moeten daarnaast nog steeds rekening houden met het opnieuw toepassen van de opschalingskorting vanaf 2026. Dit heeft een negatief effect voor het structurele financiële beeld. Een andere onzekere factor is de val van het kabinet. Hierdoor wordt onzeker in welke mate na de verkiezingen (november 2023) een nieuw kabinet het huidige beleid zal voortzetten.
De meicirculaire 2023 geeft een positieve ontwikkeling te zien in het ‘accres’. Het betreffen met name een bijstelling in verband met hogere loon-en prijsontwikkeling dan tot nu toe aangenomen. Daarnaast is er sprake van een reële stijging door de toename vanaf 2026, omdat het rijk compensatie geeft voor het afschaffen van de huidige financieringsmethodiek (‘samen trap-op-trap-af’).
De ‘voordelen’ moeten echter volledig worden ingezet ter compensatie van stijgende prijzen, lonen en rente.
Belastingen en woonlasten
De indexering van de gemeentelijke belastingen gebeurt op basis van het prijsstijgingspercentage, voor 2024, inclusief het ‘inhaaleffect’ (doorwerking van de extra stijging) voor 2023. Voor de begroting 2024 betekent dit een stijging van 7,5%.
Met de voorgestelde tariefaanpassingen blijven de woonlasten naar verwachting onder het landelijk gemiddelde. De gemiddelde woonlasten worden in 2023 geraamd op € 978. Verwezen wordt naar de paragraaf lokale heffingen.
Ontwikkeling energieprijzen
In 2022 zagen we een exponentiële stijging van de energietarieven. Dit leidt tot enorme prijsstijgingen bij zowel bedrijven als de huishoudens. In lijn met ons beleid op het gebied van risicomanagement is in de vorige begroting voor 2023 en voor 2024/2025 een stelpost hiervoor opgenomen. Het ging om eerste indicaties. In de nieuwe begroting zijn de hoge energieprijzen van 2022/2023 structureel doorvertaald. Maar wel (in de budgetprognose) aangevuld met een (kostenverlagende) stelpost, vanaf 2025, vanuit de veronderstelling dat de energiekosten in de komende jaren zullen dalen en stabiliseren op een lager niveau dan nu het geval is. De ontwikkeling blijft echter onzeker.
Eenmalige middelen
Bij het opstellen van de begroting zijn evenals in voorgaande jaren weer de reserves doorgelicht. Hierbij is op de gebruikelijke wijze beoordeeld in hoeverre een surplus of tekort ontstaat in reserves, gelet op het doel van de reserve, het beleid en de risico’s.
Resultaat hiervan is dat bij een aantal reserves een surplus aanwezig is, dat bij deze begroting vrijvalt en kan worden ingezet ter dekking van eenmalige uitgaven. Het gaat om in totaal € 3,3 mln. Een specificatie hiervan met toelichting hierop is opgenomen in deze begroting.
Uitkomst begroting bij ongewijzigd beleid
De uitkomst van de begroting en meerjarenbegroting, bij ongewijzigd beleid (zonder invulling nieuw beleid), geeft financiële tekorten in de komende jaren, al vanaf 2024. Er is sprake van een structureel begrotingstekort, dat alleen is op te lossen met gerichte beleidsmatige en financiële maatregelen, op de korte en op de lange termijn.
Maatregelen in relatie tot nieuw beleid
Het college heeft er voor gekozen om de gemeenteraad een financieel ‘sluitende begroting’ aan te bieden.
Het tekort in 2024 kan worden opgevangen door de inzet van de beschikbare eenmalige middelen (vrijval van het surplus in reserves) van € 3,3 mln. en door het inzetten van eenmalige middelen (€ 420.000 in 2024 en € 1.963.000 in 2025) waaruit in de huidige begroting grote investeringen (onderwijshuisvesting) werden gedekt. Voor deze investeringen zijn nu in de (nieuwe) begroting jaarlijkse kapitaallasten (rente en afschrijving) opgenomen, zodat de financiële (investerings)ruimte voor deze investeringen gelijk blijft.
Op de lange termijn (vanaf 2026) wil het college structureel € 2 mln. besparen door het uitvoeren van een beleidsmatige en financiële doorlichting. Door te onderzoeken waar financiële ruimte aanwezig is die niet nodig is voor realisatie van het beleid en door te onderzoeken welke keuzes kunnen worden gemaakt in het beleid (wel of niet doorgaan met bestaand beleid).
Op de korte termijn (2024 en 2025) is er voor gekozen om hierop te anticiperen door op een groot aantal (beïnvloedbare) posten exclusief subsidies in de begroting geen indexatie (7,5%) voor prijsstijging toe te passen. Dit betekent dat het beleid op deze onderdelen in de komende twee jaar moet worden uitgevoerd met hetzelfde (nominale) budget als hiervoor in de begroting 2023 beschikbaar is. Hiermee wil het college € 1 mln. besparen op de uitgaven in de komende twee jaar.
Omdat in de ‘basisbegroting’ de desbetreffende budgetten standaard zijn verhoogd met 7,5% prijsindexatie, is voor deze maatregel vooralsnog een (uitgaven verlagende) stelpost in de begroting opgenomen. Het college werkt dit uit. Met het vaststellen van de begroting machtigt de raad het college om het resultaat hiervan over de programma's heen te verwerken door middel van een begrotingswijziging.
Door de genoemde maatregelen ontstaat er de komende jaren in beperkte mate ruimte voor nieuw beleid. Dat is onderstaand weergegeven.
Omschrijving (bedragen in euro) |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
Uitkomst meerjarenbegroting bij ongewijzigd beleid |
-3.346.000 |
-1.814.000 |
-953.000 |
-562.000 |
Inzet eenmalige middelen (vrijval reserves) |
3.344.000 |
- |
- |
- |
Inzet eenmalige middelen investeringen IHP |
420.000 |
1.963.000 |
- |
- |
Uitkomst meerjarenbegr. na inzet eenm. middelen |
418.000 |
149.000 |
-953.000 |
-562.000 |
Maatregelen korte termijn (afzien van indexering 7,5%) |
1.000.000 |
1.000.000 |
- |
- |
Maatregelen lange termijn (doorlichting) |
- |
- |
2.000.000 |
2.000.000 |
Ruimte voor (noodzakelijk) nieuw beleid |
1.418.000 |
1.140.000 |
1.047.000 |
1.438.000 |
Invulling door (noodzakelijk) nieuw beleid |
1.410.000 |
1.140.000 |
967.000 |
1.017.000 |
Stelpost voor toekomstig nieuw beleid/investeringen *) |
- |
- |
70.000 |
410.000 |
Begrotingssaldo |
8.000 |
9.000 |
10.000 |
11.000 |
*) deze post wordt hierna nader toegelicht)